IR studie deel 1: immuunrespons na 2e Moderna vaccinatie.

 

Achtergrond –  Patiënten met nierziekte waren niet vertegenwoordigd in de SARS-CoV-2 vaccinatie trials. Daarom onderzoeken wij de effectiviteit en veiligheid van SARS-CoV-2 vaccinatie bij patiënten met gevorderde chronische nierziekte (CKD G4/5), dialysepatiënten en niertransplantatiepatiënten.

 

Methode – voor deze prospectieve multicenter cohort studie includeerden wij 62 CKD G4/5 patiënten, 159 dialysepatiënten, 288 niertransplantatiepatiënten en 191 gezonde controles. Alle deelnemers ontvingen twee doses van het Moderna vaccin. Het primaire eindpunt was de antistofrespons op dag 28 na de 2e vaccinatie. Secundaire eindpunten zijn de SARS-CoV-2-specifieke T- en B-celrespons en bijwerkingen.

Resultaten – we zien bij transplantatiepatiënten minder vaak seroconversie dan bij gezonde controles. Risicofactoren voor uitblijven van seroconversie zijn MMF/MPA, hogere leeftijd, lager aantal lymfocyten, een lagere eGFR en kortere tijd na transplantatie. CKD G4/5- en dialysepatiënten lieten een vergelijkbare seroconversie zien als controles, hoewel het totale aantal antistoffen lager is. Dialyse- en niertransplantatiepatienten rapporteerden minder bijwerkingen dan controles.

Conclusie – de immuunrespons bij patiënten met CKD G4/5 en dialysepatiënten na corona vaccinatie is  bijna vergelijkbaar met controles. Niertransplantatiepatiënten, daarentegen, vertonen een slechte immuunrespons. Voor niertransplantatiepatiënten zijn er daarom nieuwe vaccinatiestrategieën nodig.

IR studie deel 2: immuunrespons 6 maanden na 2e Moderna vaccinatie.

 

Achtergrond –  SARS-CoV-2 vaccinatie is minder effectief bij niertransplantatiepatiënten dan bij gezonde controles. In mindere mate geldt dit ook voor CKD G4/5- en dialysepatiënten. Hoe lang de immuunrespons aanhoudt is nog niet voldoende bekend. In deze studie ondezoeken wij de immuunrespons 6 maanden na de tweede vaccinatie. 

 

Methode – wij includeerden 152 CKD G4/5-, 145 dialyse- en 267 niertransplantatiepatiënten, evenals 181 controles. De antistofrespons werd gemeten door een fluorescent bead-based multiplex immunoassay, de neutraliserende antistoffen tegen de originele, Delta- en Omikron-variant (BA.1) door plaquereductie en de T-celrespons door een interferon-y release assay.

Resultaten – 6 maanden na vaccinatie werden antilichamen gedetecteerd bij 100% van de controles, 99% van de CKD G4/5-, 95% van de dialyse- en 57% van de niertransplantatiepatiënten. De seroconversiegraad was daarmee vergelijkbaar met deze na 28 dagen. Antistofniveaus waren daarentegen wel aanzienlijk afgenomen. Neutralisatie tegen Omikron was grotendeels afwezig. De T-cel respons was significant afgenomen ten opzichte van de T-cel respons na 28 dagen. 

Conclusie – Hoewel de seroconversiegraad 6 maanden na vaccinatie vergelijkbaar was met die na 28 dagen, daalden de antistofniveaus en T-celrespons. Daarnaast werd slechts bij een minderheid neutralisatie tegen de Omikron variant waargenomen. Daarom blijft herhaalde vaccinatie voorlopig nodig om de immunrespons en dus de bescherming tegen ernstig COVID-19 op peil te houden.